Vanaf de geboorte leert een kind zich zijn of haar lijfje eigen maken. Ook vormt het lichaam zich in de kindertijd, en bouwt het zich op. Binnen de antroposofie zijn de eerste zeven jaar cruciaal voor het leggen van een goede basis voor het hele verdere leven van een kind. Door z’n lichaam te ervaren, en ook door zich van die ervaringen bewust te worden. Je merkt daarom ook in de vrijekleuterklas dat er aandacht is voor dit veelomvattende proces: de nadruk ligt er op zintuiglijke ervaringen, en daarnaast op ritme, herhaling, geborgenheid, grenzen. Pas als een kind zover is om meer cognitief te leren, wordt de schoolrijpheid vastgesteld en mag het “overvliegen” naar de eerste klas.
Welke zintuigen staan centraal bij jonge kinderen?
Rudolf Steiner onderscheidde in totaal twaalf zintuigen. Hij deelde deze in drie groepen in, en bij de ontwikkeling van jonge kinderen ligt het accent op de eerste groep: de lichaamsgerichte zintuigen. Dat zijn de tastzin, de levenszin, de bewegingszin en de evenwichtszin. Wanneer deze zich goed ontwikkelen, scheppen zij een solide basis voor de overige zintuigen.
De tastzin
De tastzin heeft een bijzondere kwaliteit: je voelt zowel de begrenzing van dat wat je aan het betasten bent, als je eigen begrenzing. Je wordt je erdoor van jezelf bewust. Maar ook doet de tastzin je ervaren dat je gedragen wordt, en beschermd. Hoe vanzelfsprekend dit zintuig ook lijkt, het is dus cruciaal om het goed te ontwikkelen. Uiteindelijk leren we erdoor wie we zelf zijn, wie de ander is, en wat zelfvertrouwen betekent.
De orgaantjes van de tastzin liggen in onze huid. Deze werken meteen vanaf het begin van ons leven. Maar een baby weet nog niet waar hij iets voelt, de waarneming is nog niet gedifferentieerd. Tot aan de schoolrijpheid maakt de tastzin een enorme ontwikkeling van vergaande differentiatie door.
De levenszin
De levenszin vertelt ons hoe het met ons gaat. Hebben we honger, of dorst misschien? Zitten we lekker in ons vel? Zijn we ziek, of hebben we ergens pijn? Als je levenszin goed ontwikkeld is, weet je hoe het met je gaat. Je hebt je dan goed met je lichaam verbonden en kunt je erin thuis voelen. Dit lichaamsbewustzijn maakt het mogelijk om tevredenheid te kunnen ervaren, met spanningen om te kunnen gaan, maar bijvoorbeeld ook om in te kunnen schatten hoe het met iemand anders gaat.
Het hele autonome of vegetatieve zenuwstelsel kun je beschouwen als één groot instrument van de levenszin. Het stemt de werking van alle organen op elkaar en op de situatie af. Dit gaat vanzelf; we hoeven ons er niet van bewust te zijn. Wel kunnen we waarnemen of er een lichamelijke harmonie heerst, of juist niet. Is de levenszin goed ontwikkeld, dan legt hij de basis voor het goed kunnen denken, een samenhang kunnen zien in een logische gedachtegang.
De bewegingszin
Met de bewegingszin neem je je eigen bewegingen waar. Dit gaat van binnenuit, dus niet met je ogen. De waarneming is mogelijk door zenuwen en tastlichaampjes die we hebben in spieren, gewrichten, pezen en banden. Deze zenuwen vertellen ons of een spier gespannen of ontspannen is, of in hoeverre een bepaald gewricht gebogen is. Je kunt met de bewegingszin geen reflexen waarnemen en ook geen ongecontroleerde bewegingen; het gaat alleen om doelgerichte bewegingen.
De ontwikkeling van de bewegingszin gaat hand in hand met de motorische ontwikkeling, en kan het hele leven lang doorgaan. Als de bewegingszin goed ontwikkeld is, dan kun je, vanuit die verworven fysieke basis, later ook beoordelen of processen goed lopen of juist stilvallen. Daarnaast is het bewegen ook nauw verwant met het kunnen praten (daarvoor maak je immers subtiele bewegingen met vele spiertjes tegelijk), en met taalverwerving. Ook voor het kunnen herkennen van vormen en lijnen is de bewegingszin de basis. Beweging speelt op zich al een grote rol vanwege de nonverbale communicatie die ermee mogelijk wordt, en deze leidt weer naar inlevingsvermogen.
Je zou misschien denken dat het ontwikkelen van de bewegingszin betekent: leren bewegen. Maar niets is minder waar. Vanaf de geboorte heeft een kindje een grote bewegingsdrang. Ontwikkel je je bewegingszin, dan betekent dit, dat je deze drang juist leert beheersen! Je beteugelt de beweging en geeft haar richting. Zo ontstaat vanzelf een gevoel van vrijheid en vreugde.
De evenwichtszin
Het is de evenwichtszin waardoor we weten welke positie ons lichaam inneemt in een ruimte. Daarbij zijn er drie dimensies te onderscheiden: voor-achter, onder-boven en links-rechts. Ons evenwichtsorgaan zit in het binnenoor, en is verbonden met ons totale spierstelsel. Belangrijk voor de evenwichtszin is ook het vermogen van de ogen om driedimensionaal te kunnen waarnemen.
De ontwikkeling van de evenwichtszin duurt een aantal jaren en gaat gelijk op met de motorische ontwikkeling. Als we het vermogen om in evenwicht te blijven hebben ontwikkeld, dan weten we of ook of we innerlijk in evenwicht zijn of juist niet. Dat helpt bij het maken van afwegingen; ook herkennen we dan evenwicht in onze omgeving. Dit zintuig helpt ook om jezelf als “ik” te kunnen ervaren- je blijft immers steeds dezelfde, onafhankelijk van je positie in een ruimte. Kun je innerlijk evenwicht, innerlijke rust ervaren, dan kun je ook luisteren: daarom is de evenwichtszin ook de basis voor de gehoorzin.
Lees meer…

